Home > Nederland > Toerist in eigen land > Reisverslag dag 1
18 - 26 juli 2020 (9 dagen)
Het reizen naar verre bestemmingen zit er dit jaar niet in door de uitbraak van het corona virus. Daarom reis ik dit keer door Nederland. Ook in ons eigen land zijn nog zoveel mooie plekken om te ontdekken. Het voordeel van Nederland is dat het eenvoudig te combineren is met reisplannen van vrienden. In Dwingeloo ontmoeten we komende week elkaar. Reizen in Nederland heeft ook nadelen. In de voorbereiding ben je minder met de reis bezig en daardoor wordt het inpakken al snel een last minute klus. Met ongetwijfeld veel te veel spullen achter in de auto, rijd ik op een mooie zonnige zaterdagochtend weg. De eerste bestemming van de reis is de Batavia op de Bataviawerf in Lelystad. Om klokslag tien uur rijd ik het parkeerterrein van het naastgelegen Bataviastad op. Waar zou het Batavialand museum zijn? Het lijkt mij handig in die buurt te parkeren. Ik vraag bij één van de verkeersregelaars in welke hoek van het parkeerterrein ik het beste kan parkeren. Ik parkeer de auto en loop richting het water. Zodra ik de hoek om kom zie ik de replica van het VOC schip de Batavia al liggen. Het schip is groter dan ik had verwacht, terwijl ik het schip eerder bij SAIL Amsterdam al eens had zien liggen. De masten zijn juist weer lager dan ik had verwacht. Ik besluit eerst de werf te bezoeken. Terwijl ik nog de audiotour op mijn telefoon probeer op te starten, heet een enthousiaste vrijwilliger mij welkom als de eerste bezoeker van de dag. Hij verontschuldigt zich dat de audiotour in de eerste zaal nog een filmzaal vermeldt. Hij is bezig met een schaalmodel van de Zeven Provinciën. Dit model is tien keer zo klein als het origineel. In deze zaal was alleen ruimte voor dit schaalmodel, gaat hij verder met zijn uitleg. Vandaag plaatst hij het hoogste stukje van de mast op het schip. Hier is speciaal een uitsparing in het plafond voor gemaakt. Wanneer ik op merk dat ik de masten van de Batavia aan de kade hoger had verwacht, vertelt hij dat de masten vijf jaar geleden afgebroken zijn tijdens een storm. Men heeft inmiddels vervangende exemplaren beschikbaar op de werf, maar het plaatsen kost veel geld. Omdat de staat van de romp ook te wensen over laat, is men bezig om het schip voor groot onderhoud uit het water te tillen. Hier is meer dan één miljoen euro voor nodig. Hij kijkt er wat somber bij. Dit geld is niet voorhanden. In de zeilmakerij hangt het grootzeil van de Batavia opgerold aan het plafond. Twee medewerkers zijn bezig met het maken van zeilen. Deze zeilen zijn voor een replica van de Witte Swaen in Harlingen, vertelt een van hen. Dit schip is bijna gereed. Alle repen van het zeil zijn met de hand aan elkaar gezet. Met enige trots toont de medewerker de regelmaat van de steken. Ik zou zweren dat hier een machine aan te pas is gekomen. Buiten op de werf staat de romp van de Zeven Provinciën. Het hout heeft flink te lijden onder de weersomstandigheden. Achter het schip liggen de masten van de Batavia te wachten. Een medewerker hier vertelt nog somberder over het historische schip.
Vroeger gingen zulke schepen maximaal vijftien jaar mee. De Batavia ligt al ruim vijfentwintig jaar onafgebroken in het water. De gemeente Lelystad zou vaker moeten baggeren, vervolgt hij. Het schip ligt vast in de modder, wat slecht voor het hout is. Eigenlijk zou het schip helemaal niet in het water moeten liggen. Dit maakt het onderhoud te duur. Een uitstapje naar Australië tijdens de Olympische Spelen is de stichting eigenlijk fataal geworden, vervolgt hij. Er was onvoldoende geld voor de terugtocht. Zijn hoop is gevestigd op de uitbreidingsplannen van Bataviastad. Het shoppingcenter aast op de werf. Bij een eventuele verhuizing, zou ook over het onderhoud voor de Batavia onderhandeld moeten worden. Wat jammer van zo’n mooi initiatief. Je zou hen bijna ook een stukje van de coronasteun gunnen, die de laatste maanden kwistig verstrekt wordt. Aan de andere kant kan de overheid ook niet ieder initiatief financieel levend houden. Met de opgedane kennis bezoek ik het schip zelf. Van de buitenzijde zie ik inderdaad de slechte staat van de romp. De kleurrijke spiegel op het achtersteven is daarentegen schitterend. Op het schip is een route aangegeven, zodat je geen mensen hoeft te passeren. Heel druk is het niet aan boord. Enkele families met kinderen. Aan de hand van de audiotour, wandel ik van dek tot dek. Op het voorsteven loop ik over een soort houten rooster. Ik zie het water onder mij. Hoe zou de kwaliteit van dit houtwerk zijn? Op het lager gelegen dek staan de kanonnen. De Batavia is nagebouwd hoe men denkt dat het schip er ooit heeft uitgezien heeft. Bouwtekeningen waren niet voorhanden. Vooral oude schilderijen dienden als basis voor dit 16de eeuwse schip. Ook heeft men gekeken naar het schip ‘De Vasa’ in Zweden. Dit schip is in dezelfde periode gebouwd. Bij de eerste vaart kapseisde het schip al na 1.500 meter in de haven van Stockholm. De kanonsgaten stonden nog open en het schip was te zwaar beladen. Dit schip is in de 20ste eeuw in redelijk goede staat “opgedoken” en tentoongesteld in een museum in Stockholm. Ik realiseer me dat ik het museum bezocht heb, toen ik in Stockholm verbleef. Hoe lager ik in het schip kom, hoe lager ook de verblijfsruimten worden. Hurkend loop ik door de vermoedelijk vroegere slaapvertrekken. Ik waan mij in de tijd van de Verenigde Oost Indische Compagnie. Ik probeer mij voor te stellen hoe honderden bemanningsleden maanden lang op dit schip konden leven. Wat zou het jammer zijn als deze replica verloren zou gaan. Als laatste bezoek ik het museum. De eerste medewerker vanochtend had mij gezegd dat ik hier zeker een kijkje moest nemen. Het schip, de werf en het museum vormen een drie eenheid. Binnen lijkt het museum ook weer opgesplitst in verschillende onderdelen. Op zoek naar de hoogtepunten van het museum, raak ik in gesprek met een medewerker. Hij begint over de staat van de Batavia. Ik breng mijn opgedane kennis in en praat mee over het zusterschip de Vasa, de stormschade en de broodnodige restauratie. Ik blijk met de directeur van Batavialand in gesprek te zijn. Hij is vandaag ook vrijwilliger. Hij zet voor mij de film aan over Ingenieur Lely. In de film worden de plannen voor de inpoldering van de Zuiderzee uitgelegd en hoe Lely zijn plannen realiseert. “Land winnen van de zee is makkelijker dan oorlog te voeren om land”, zo stelde hij, terwijl de rest van Europa gebukt ging onder de Eerste Wereldoorlog. Hij heeft het resultaat zelf niet meer meegemaakt. In 1929 overleed hij. In de decennia die volgden werden telkens delen van de Zuiderzee bij het land getrokken. Na de film verlaat ik het museum. De museumdirecteur wenst mij nog een fijne dag. Op het terrein van Bataviastad bestel ik een broodje voor de lunch. Ik wandel tussen de winkels terug naar mijn auto. Op het parkeerterrein is het een stuk drukker dan vanmorgen. Als ik Lemmer, mijn volgende bestemming, in de navigatie invoer, blijkt het op de weg ook druk te zijn. De reistijd is langer dan voorzien. Toch bereik ik met de verwachte aankomsttijd het ir Wouda stoomgemaal in Lemmer op tijd voor mijn gereserveerde tijdslot. Onderweg rijden veel auto’s met caravans naar het noorden. Veel van hen zoeken rond Lemmer een plekje. Doordat de bruggen ook regelmatig open gaan voor de scheepvaart, ontstaan flinke files. Om precies twee uur bereik ik de kassa van het gemaal. Tijdens corona moet alles vooraf gereserveerd worden. Ook hier zijn enthousiaste vrijwilligers. Op een grote maquette van Friesland toont één van hen hoe de verschillende gemalen Friesland droog moeten houden. Normaliter hoeft het Wouda gemaal niet te draaien. Alleen bij extreme weersomstandigheden doet het oude stoomgemaal nog dienst, legt hij uit.
Het gemaal bestaat dit jaar precies honderd jaar. Helaas kan dit niet uitvoerig gevierd worden, vervolgt de man. In de filmzaal wordt getoond wat er gebeurt als de waterstand stijgt. Vol trots brengen de mannen het stoomgemaal in werking. Per seconde wordt 70 kubieke meter water uit de polder het IJsselmeer in gepompt. Met deze capaciteit zou een zwembad binnen een halve minuut leeg gepompt zijn. Na de film neemt Frans, een andere vrijwilliger, een groep van vijftien mensen mee voor een rondleiding door het gemaal. Hij vertelt enthousiast over de zestig meter hoge toren naast het gemaal, de vier stoomketels en de acht pompen. Hij vertelt levendig, maar lijkt ook alles te willen vertellen. Het is zeker geen standaard verhaaltje dat hij dagelijks af draait. Iedere vraag zijn weer aanleiding voor nieuwe anekdotes. Ik vind zijn uitleg interessant. De jonge kinderen in de groep zijn de aandacht al eerder kwijt. Na een uitleg van bijna anderhalf uur, worden we praktisch ingehaald door de volgende groep. Met nog steeds het idee dat hij iets vergeten is, sluit Frans de rondleiding af. Ik bedank hem vriendelijk. Ik rijd de Noordoostpolder weer in. Ik sla af richting het kleine plaatsje Kraggenburg. Hier staat mijn hotel voor de komende twee nachten. Jij moet Ronald zijn, klinkt het als ik naar de receptie loop. Waarschijnlijk hebben ze hier niet zoveel mensen die alleen geboekt hebben. Op het terras bestel ik een bier. De temperatuur is in de loop van de middag opgelopen tot boven de vijfentwintig graden. In de schaduw denk ik terug aan een leuke dag. Voor de avond heb ik besloten niet in het hotel te eten. Hoewel dit misschien wel de makkelijkste optie was geweest, rijd ik naar Marknesse. Een plaats zes kilometer verderop. Op het terras aan de dorpsweg bestel ik Mexicaanse nachos, tortilla’s en bier. Een lekkere keuze.