Home > Gambia > Gambia en Senegal verkennen > Reisverslag dag 2
25 augustus - 1 september 2022 (8 dagen)
Wanneer ik wakker word hoor ik de regen op het dak kletteren. Het is een flinke bui. In deze periode van het jaar komen zulke buien regelmatig voor. Kort en hevig. Ik had bij het boeken niet gelet op de regenperiode in Gambia. Wanneer ik naar het ontbijt wandel is het weer droog. Voorzichtig ontwijk ik de plassen. Het ontbijtbuffet staat gereed in het restaurant. Ik bestel een omelet met kaas. De jongen achter het buffet gaat enthousiast aan de slag. Wanneer ik, voordat we vertrekken, nog een foto van het zwembad en de tuin wil maken, merk ik dat er in mijn fotocamera geen geheugenkaartje zit. Vergeten in de hectiek van de voorbereiding. Tot nu toe heb ik alleen foto’s met mijn telefoon gemaakt. Wat nu? Ik heb ook geen reserve kaartjes meegenomen. Iets wat ik normaliter wel doe. Ik haal het kaartje uit de GoPro. Vanuit het Senegambia Beach Hotel rijden we eerst naar Banjul. Banjul is de hoofdstad van Gambia en ligt op een landpunt op de zuidoever van de Gambia rivier. Samen met de grootste stad van het land, Serekunda, vormt dit de belangrijkste economische streek van Gambia. Overal wordt handel bedreven langs de kant van de weg. In kraampjes, winkeltjes of soms gewoon op een kleedje op de grond. Het verkeer rijdt er, in een lange sliert, langs. We rijden Banjul binnen via de Arch 22. Deze herdenkingsboog is in 1996 gebouwd in opdracht van dictator Yahya Jammeh. In 1994 kwam hij door een staatsgreep aan de macht. Via 160 treden beklim ik de Arch 22. Vanaf de bovenste verdieping heb ik een mooi uitzicht over de stad en de haven. Ook zie ik donkere wolken boven het centrum hangen. Het duurt niet lang voordat een nieuwe bui losbreekt. Op de bovenste verdieping van de Arch is ook een kleine tentoonstelling ingericht over dictator Yahya Jammeh en over slachtoffers van zijn regime. De goede en slechte aspecten van zijn 22 jarig bewind worden weergegeven.
Achter de Arch 22 staat een grote overdekte tribune. Hier worden parades afgenomen. Een stukje verder langs de Independence Drive ligt het historisch museum van Gambia. In drie vertrekken worden uiteenlopende collecties getoond. Van de slavernij tot Afrikaanse muziekinstrumenten. Leuk om even te bekijken. De Albert Market is de plek waar de lokale bevolking hun eten koopt. Kleine straatjes met kraampjes vormen een doolhof. Veel verkopers willen weten waar ik vandaan kom? Of ik iets wil kopen van slippers, fruit tot vis? Waarschijnlijk is de vis die hier ligt vanmorgen pas gevangen. Wat verscholen tussen de marktkraampjes, ligt de Banjul Craft Market. Houtsnijwerkjes en andere souvenirs. Echt kans om iets te bekijken is er niet. De verkopers komen direct aanlopen en tonen hun producten. Het straatbeeld van Banjul kan het beste omschreven worden als ‘gezellig rommelig’. Auto’s, karren en voetgangers, alles loopt door elkaar. Door de recente regen liggen flinke plassen op de veelal onverharde wegen. Net buiten Banjul stoppen we even bij een oesterkraampje. In de mangrove wetlands groeien de oesters en bij laag water kunnen zij geraapt worden. Bij het kraampje liggen grote hoeveelheden schelpen te drogen langs de kant van de weg. Als laatste stop in dit gebied brengen we een bezoek aan een batik-fabriekje. Op een binnenplaats worden kleden gemaakt van verschillende natuurlijke kleuren. Door kaarsvet aan te brengen voorkomt men dat delen van het kleed kleuren. Na verschillende lagen met verschillende kleuren, is een kleed klaar. Aan de waslijn hangen enkele exemplaren te drogen. Het lijkt mij een arbeidsintensief proces om één kleed te fabriceren. Normaliter zouden we via de noordzijde van de Gambia rivier naar Janjanbureh rijden, maar omdat de veerboot bij Banjul in onderhoud is, kan dit momenteel niet. We moeten omrijden via de zuidzijde. Deze route is ongeveer anderhalf uur langer rijden. Ook kunnen we nu niet de steencirkels van Wassu bezoeken. Deze zullen we later in de week bezichtigen. Voor de lunch stoppen we bij een restaurant aan het strand in Serekunda. Op het menu staat Domoda, een traditioneel gerecht met rijst, kip en pindasaus. Erg lekker. Tijdens de lunch kijken we uit op het strand en zee. Wat begint met mooi en zonnig weer slaat plots weer om in een flinke regenbui. We raken al gewend aan de korte hevige buien. Van Banjul naar het eiland van Janjanbureh over de zuid oever is drie honderd kilometer rijden. De chauffeur is de oom van Kebba. ‘Uncle’ rijdt al dertig jaar als chauffeur, vertelt Kebba trots. Het is vandaag voor Uncle ruim vijf uur rijden. Onderweg passeren we levendige dorpjes. Kinderen zwaaien enthousiast naar de bus. De meeste huizen zijn van beton opgetrokken met een golfplaten dak. Ik zie nauwelijks houten hutjes met rieten daken, zoals ik die uit andere Afrikaanse landen ken. Koeien en geiten lopen op straat. Onderweg zijn er opvallend veel politie en militaire controleposten. Het lijkt er op dat ieder dorp haar eigen controle heeft. Bij iedere post staan hekken op de weg. ‘Uncle’ rijdt er slalommend tussendoor. Praktisch overal mogen wij direct doorrijden. We maken een korte stop bij een benzinestation. Hier is ook een toilet. Aan het einde van de middag komen we aan bij het Baobolong Camp in Janjanbureh. Het was een lange busreis.
Via de oorspronkelijke route zou de lunch onderweg en het bezoek aan de steencirkels de reis splitsen. De bagage lag vandaag op het dak van de bus. Een groot plastic zeil moet de bagage tegen het regenwater beschermen. Mijn tas voelt een beetje nat aan de buitenzijde. Hopelijk zijn de kleren droog. De kamer in Baobolong Camp is eenvoudig. Aan weerzijde van de deur staat een betonnen bak met een matras er op als bed. Boven de bedden hangt een klamboe. In de kleine badkamer hangt de douchekop precies boven het toilet. Grappig. De deur is krom getrokken van het vocht. Wanneer ik ’s avonds naar het restaurant loop, springen overal kleine kikkertjes weg. Ik loop voorzichtig om geen beestjes te raken.