Home > Mongolië > Van Amsterdam naar Tokyo > Reisverslag dag 73
1 mei 2016 - 8 augustus 2016 (100 dagen)
Milko is vannacht om half twee gearriveerd. Zijn motor is vervoerd in een Toyota Landcruiser. Door de achterbank in te klappen, kon zijn frame er net in. Het voor- en achterwiel zijn er uitgehaald. Op de parkeerplaats wordt de motor uit de auto getild. Het voorwiel moet direct weer gemonteerd worden, omdat de motor anders niet op de standaard kan staan. Terwijl het wiel teruggezet wordt, valt de stroom uit in heel Altai. Met een zaklantaarn wordt de klus geklaard. De volgende ochtend is het weer vroeg op. De weg naar Bayankhongor is iets korter dan gisteren, maar de weg is vergelijkbaar slecht. Milko besluit met ons mee te rijden, hoewel hij op ziet tegen de onverharde weg. Wel moet hij eerst zijn motor weer in elkaar zetten. Het regent. Het heeft vannacht ook flink geregend. Dit betekent dat de zanderige wegen modderig geworden zijn. Het monteren van het wiel en wat kleine reparaties kosten wat meer tijd. Een geluk bij een ongeluk. De supermarkt gaat pas om tien uur open. Dit geeft ons de gelegenheid om iets voor het ontbijt, lunch en eventueel avondeten te kopen. We weten niet zeker of we vanavond Bayanghongor wel halen. Om kwart voor elf rijden we weg. Het eerste stuk is weer asfalt. Lekker. Na ruim honderd kilometer eindigt het asfalt. Net zo als de vorige twee dagen. Het is direct lastiger rijden. Overal liggen plassen. Met Brutus rijden we hier moeiteloos doorheen. Het modderige water spat aan beide zijde van de wagen omhoog. Het is gelukkig weer droog geworden. We zoeken een plekje voor een koffiestop. De stoeltjes worden uitgeklapt en achter in Brutus pruttelt het koffiezetapparaat. De passerende automobilisten moeten lachen. Rond drie uur rijden we het plaatsje Baatsagaan binnen. Dit kleine plaatsje ligt ongeveer halverwege de route voor vandaag. Net buiten het dorp is iets aan de gang. Er staan veel mensen bijeen. We rijden er naar toe. Er is een traditionele Mongoolse worstelwedstrijd aan de gang ter ere van het Nadeem festival.
Iedereen uit het dorp is gekleed in traditionele kledij. Lange mantels met een sjerp. Jongens te paard stoeien met elkaar. Ik zie verder geen toeristen in het publiek staan. Iedereen lijkt naar ons te kijken. In een ger-tent worden samba's gebakken. Heerlijk! Het worstelspel vindt plaats op het midden terrein. Schaars geklede stevige mannen proberen hun opponent tegen de grond te werpen. Dit alles met veel sier. Het is leuk om dit lokale festival mee te maken. Het is half vijf als we weer vertrekken. Het is dan nog altijd 175 kilometer tot Bayankhongor. Met de kwaliteit van de weg zeker nog vijf uur rijden. Net als we weg willen rijden, stopt een auto naast ons. Een Nederlander. Aart. Hij zag een Nederlands kenteken. Hij woont en werkt in Ulaanbaatar. Tijdens het Nadeem festival maakt hij een rondje door het land. Helaas wordt de weg naarmate we Bayanghongor naderen niet beter. We stuiteren flink en ook de wielen komen regelmatig los. Verschillende keren volgen we sporen die honderden meters van de hoofdweg af liggen. Alle sporen zullen wel naar Bayanghongor leiden, maar door de zijpaden hebben we geen idee meer of de motorrijders voor of achter ons zitten. De telefoons hebben geen bereik. We weten dus ook niet of zij het überhaupt gaan halen voor het donker wordt. Rond tien uur 's avonds zien we Bayankhongor in de verte liggen. Het eerste hotel ziet er donker uit. No rooms, geeft een jongetje aan. Waarschijnlijk is het gesloten. Het tweede hotel is ook dicht. Er hangt een briefje waar we alleen de data van het Nadeem festival kunnen onderscheiden. Het derde hotel is ook compleet donker. Gelukkig brandt in het vierde en laatste hotel in de stad licht. De receptioniste kijkt op van haar kleine televisietoestel. Zij volgt het worstelen in Ulaanbaatar. Iedereen schijnt dit tijdens het festival live te volgen. Ze moet haar programma even onderbreken om ons de kamer te laten zien. De kamer is zeer eenvoudig, maar alles is beter dan niets. Er is geen restaurant meer open. Met warm water maken we een instant noodle soep klaar, die we bij ons hadden voor het geval we moesten kamperen.
Vervelender is het dat de motorrijders er nog niet zijn. Zij reden dus niet voor ons. Inmiddels is het volledig donker geworden. Waar zouden zij zijn? We nemen aan dat ze hun tentje opgezet hebben. Via een smsje met Nederland vernemen we dat op de gps-tracker nog beweging te zien is. Ze rijden dus nog. Het is inmiddels middernacht. We rijden de motorrijders met de Landrover tegemoet. Met alle verlichting aan rijden we de bergen weer in. Na zo'n tien kilometer zien we twee lampjes uit tegenoverliggende richting naderen. Het zijn de motorrijders. We zijn blij ze weer te zien. Op de slechte en modderige wegen zijn ze beide enkele keren weggegleden. Snel rijden we gezamenlijk naar het hotel.